In september kreeg ze van oma en opa Jan vier Bert&Ernie puzzels van elk 16 stukjes. Die waren toen nog veel te moeilijk. Zes stukjes kon ze toen zelfstandig. Al snel kon ze ook de Bert en Ernie puzzels met hulp. En nu legt ze een puzzel van 20 stukjes!
Vaak smorgens als we beneden komen, begint ze meteen. We hebben 6 puzzels van Bert en Ernie (16, 16, 16, 16, 6, 4 stukjes), 2 van Dikkie Dik (4, 6 stukjes), 4 van Jip en Janneke (4, 6, 9 en 16 stukjes), twee nijntjespuzzels (9 en 16 stukjes) en een leeuwenpuzzel (20 stukjes).
Ze begint met de moeilijkste puzzels en eindigt met de makkelijke.
In rap tempo ligt de hele tafel vol met puzzels en dan is ze klaar. Ze is er zelf erg trots op dat ze zo goed kan puzzelen.
Zo langzamerhand begint het begrip randje/ hoekje/ middenstukje door te dringen. Het blijft moeilijk voor haar, ze probeert niet meer een hoekje of randje in het midden aan te leggen. Maar dat een hoekje dan ook echt in de hoek moet, dat beseft ze nog niet.
Wel let ze veel beter op kleur en vorm: blauw bij blauw he mama?
Ze begint met kenmerkende vormen eerst te maken: gezichten, rest van het lijf en dan iets op de plaat (bloem, wekker, bal, enz). De vullig zoals wolken of gras maakt ze als laatste.
Ze weet vaak wat hoe het volgende stukje eruit zou moeten zien en is dan ook echt bezig dat stukje te zoeken.
Wanneer wij ernaast zitten vraagt ze veel hulp en geeft ze snel op. Zit ze alleen, of hebben we geen tijd om te helpen, dan kan ze wel doorzetten en de hele puzzel zelf afmaken.