aat = schaap
ees = ezel
tit = dicht
dees = deze/ die
ojee = oh jee (er is iets gevallen)
ut = op
uit = uit (schoenen uit, uit de wagen, uit de stoel)
tut = babypop
tuttut = poppetjes, die stoffen popjes waar ze mee slaapt
tutrr = cracker
oet = hoed
haata = hagelslag
ei = ei
tou = koud
ote = open


Wanneer Fiona gaat huilen of gillen uit frustratie of omdat iets niet gaat zoals ze wil, dan zeggen we dat ze moet gaan praten, we vragen wat er is of wat ze wil. Dat werkt heel goed. Ze stopt vaak heel snel met het huilen en zegt wat ze wil of niet wil. Meestal is dan snel duidelijk wat er is en kunnen we daarop reageren (uit de stoel tillen, puzzel aangeven, niet schoenen maar laarzen aan, dat soort dingen). We merken dat ze heel goed kan zeggen wat ze wil maar dan toch eerst gaat huilen of gillen. Nadat ze gezegd heeft wat ze wil, wordt ze natuurlijk uitgebreid geprezen.

Soms speel ik een situatie na met haar poppetjes of babypop. De pop gooit dan met speelgoed en krijgt van mij een waarschuwing, doet het nogmaals en moet dan in de hoek met de zakdoek. Daarna moet de pop even praten met mij en het weggegooide speelgoed oppakken en opruimen of geven. Dat vindt ze heel interessant en soms speelt ze het zelf ook wel eens na met de pop. Zo lijkt ze de situatie beter te kunnen overzien omdat ze toekijkt en beter te begrijpen dat je dus niet mag gooien met speelgoed.
Ook mag ze bij de poppetjes poepluiers afvegen en dan dus de voetjes omhoog houden. Elke avond krijgt Fiona creme op haar gebarsten mondhoeken en de poppetjes dus ook (nep). Dan ben ik heel streng tegen de poppetjes dat ze niet mogen likken aan de creme en daardoor likt Fiona niet aan haar creme en kan het goed intrekken.